• rat·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ratten
ratte
gerat
zwak -t volledig

ratten [1]

  1. te pakken krijgen
  2. stelen

de rattenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rat
  • Als het schip lek is, gaan de ratten van boord.
als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek
  • De ratten verlaten het zinkende schip.
als de omstandigheden verslechteren denken sommigen alleen aan zichzelf en vertrekken
  • Van de ratten besnuffeld zijn
ben je nu helemaal gek!
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]