• ra·gen·de
vervoeging van: ragen
verbogen vorm: ragendee

ragende

  1. verbogen vorm van ragend, het onvoltooid deelwoord van ragen


  • ra·gen·de
  • Afleiding van het onvoltooid deelwoord van het Duitse werkwoord ragen.

ragende

  1. vrouwelijk enkelvoud van ragend
  • eine aus dem Wasser ragende Felsspitze
een uit het water oprijzende rotspunt

ragende

  1. onbepaald nominatief meervoud van ragend
  • mehrere aus dem Wasser ragende Felsen
meerdere uit het water oprijzende rotsen