Puzzelen.
  • puz·ze·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
puzzelen
puzzelde
gepuzzeld
zwak -d volledig

puzzelen

  1. oplossen van raadsels en puzzels
  2. (figuurlijk) oplossen van een lastig probleem
     Rijkswaterstaat heeft vervanging gezocht. "Het is altijd even puzzelen. We hopen hem snel weer open te zetten", zei de woordvoerder. Rijkswaterstaat verwachtte eerder vanochtend dat de tunnel rond 08.00 uur weer open zou gaan, maar dat is niet gelukt. Later stelde Rijkswaterstaat die verwachting bij naar 09.00 uur.[1]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron “Ketheltunnel dicht tijdens ochtendspits vanwege ziekmeldingen, inmiddels weer open” (16 mei 2022), NOS
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be