• pu·re

pure

  1. verbogen vorm van de stellende trap van puur
     Het was alsof er meerdere mensen in mijn hoofd meeliepen, iedere stem met een eigen motivatie: soms vanuit mijn ego, soms vanuit mijn verstand en soms vanuit pure angst.[1]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  


  • pu·re

pure

  1. ook al, hoewel

pure

  1. ook, eveneens
  2. maar
    «entra pure»
    kom maar binnen