• puis·san·ce
  • uit he Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord puissance puissances
verkleinwoord

de puissancev / m

  1. (paardrijden) verzwaard vervolg van een concours hippique als er een gelijk aantal punten door verschillende ruiters is behaald
     Voor de puissance hadden zich aanvankelijk tien ruiters gemeld, maar de amazones Malin Parlmer uit Zweden en de Duitse Pascale Pfeiffer gingen de uitdaging niet aan.[2]
  2. (paardrijden) concours hippique waarbij het paard over een steeds hogere, dichte muur moet proberen te springen
     Meest spectaculaire onderdeel en is de puissance op vrijdagavond 5 november. Ruiters springen met hun paard over een blinde muur van houten blokken die iedere keer met vijf centimeter wordt opgehoogd. Het Wierdens record staat op 2.25 meter, een hoogte waarbij het paard niet meer over de muur kan kijken en moet vertrouwen op de ruiter.[3]
62 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[4]
  1. puissance op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Marthy Rothe
    “Remco Been en Vos beste in puissance” (07-11-2009), Tubantia
  3.   Weblink bron “Zeven dagen internationale paardensport tijdens Indoor Wierden” (29-10-2010), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be