Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pud·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord puddelaar puddelaars
verkleinwoord puddelaartje puddelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de puddelaarm

  1. een arbeider bij een puddeloven, met name een ijzerbewerker, die het vloeibare erts moet omroeren
    • Hoe lang is hij al een puddelaar? 
Verwante begrippen

Gangbaarheid