pruilhoeken
- Geluid: pruilhoeken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈprœylhukə(n) / (3 lettergrepen)
- pruil·hoe·ken
- pruilhoek met uitgang -en
de pruilhoeken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pruilhoek
- ▸ ⧖ Ook zij die des avonds zich achter hun kachel plaatsen, met niets zich bezig houden en over niets zich bekommeren dan over hun pijp tabak, bij het vooruitzicht vroeg in bed te kruipen, die hunne vrouw (slavin?) de zorgen die het gezin vereischt, alleen op de schouders laden, ook zij, die Jan Salie’s moeten uit hunne pruilhoeken te voorschgn komen en toonen, dat zij het licht verkiezen boven de duisternis.[1]
- Het woord 'pruilhoeken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Jan van het ZuidenIngezonden Stukken. : Licht en Duisternis., Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond in: De Werkmansbode, jrg. 2, nr. 7 (16 februari 1878), p. 3 kol. 2 op nrc.nl