• pruil·hoe·ken

de pruilhoekenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pruilhoek
      Ook zij die des avonds zich achter hun kachel plaatsen, met niets zich bezig houden en over niets zich bekommeren dan over hun pijp tabak, bij het vooruitzicht vroeg in bed te kruipen, die hunne vrouw (slavin?) de zorgen die het gezin vereischt, alleen op de schouders laden, ook zij, die Jan Salie’s moeten uit hunne pruilhoeken te voorschgn komen en toonen, dat zij het licht verkiezen boven de duisternis.[1]
  1.   Weblink bron
    Jan van het Zuiden
    Ingezonden Stukken. : Licht en Duisternis., Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond in: De Werkmansbode, jrg. 2, nr. 7 (16 februari 1878), p. 3 kol. 2 op nrc.nl