projectiel
- Geluid: projectiel (hulp, bestand)
- pro·jec·tiel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorwerp met explosieve lading dat wordt afgeschoten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1862 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | projectiel | projectielen |
verkleinwoord | projectieltje | projectieltjes |
het projectiel o
- voorwerp dat zich met hoge snelheid vrij verplaatst, bijvoorbeeld doordat het met grote kracht werd weggeschoten
- Het projectiel kwam in zijn gezicht terecht.
- Het woord projectiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "projectiel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "projectiel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be