• pro·gres·si·vi·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord progressiviteit progressiviteiten
verkleinwoord

de progressiviteitv [1]

  1. de mate waarin iemand veranderingsgezind is
     Ik moet u erover inlichten dat de geschiedenis van het strafrecht ondanks alle progressiviteit geen volkomen irreversibele aangelegenheid is.[2]
     In 1974 stelde hij dat het kabinet-Den Uyl als lakmoesproef voor zijn progressiviteit vier hervormingsvoorstellen moest doorvoeren. Dat werd geen succes: in 1977 viel het kabinet al over het eerste hervormingsvoorstel.[3]
     De progressiviteit van de regio zie je bij de voetbalclub terug binnen de kalklijnen. De geboren Brightonian Tony Bloom (53) redde zijn jeugdliefde in 2009 van de dood met een als pokermagnaat vergaarde zak geld en runt de club middels bij zijn gokadviesbedrijf Starlizard gecreëerde algoritmes.[4]
  2. iets dat getuigt van veranderingsgezindheid
    • De oude, conservatieve man werd helemaal tureluurs van al die progressiviteiten die zijn 30 jaar jongere vrouw doorvoerde. 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Corps delcti” (2009), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789041417480
  3.   Weblink bron
    Dik Verkuil
    “Ed van Thijn, 'man achter Den Uyl', hervond zijn Joodse identiteit” (zondag 19 december 2021, 20:35), NOS
  4.   Weblink bron
    Rens Went
    “Bij progressieve Ajax-opponent Brighton doen ze dingen net even anders” (donderdag 26 oktober 2023, 08:53), NOS