profsporter
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: profsporter (hulp, bestand)
Woordafbreking
- prof·spor·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van prof en sporter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | profsporter | profsporters |
verkleinwoord | profsportertje | profsportertjes |
Zelfstandig naamwoord
de profsporter m
- iemand die beroepsmatig de sport beoefent
- Vroeger mochten profsporters tijdens de Olympische-Spelen niet meedoen.
Gangbaarheid
- Het woord profsporter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.