Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pot·ten·bak·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pottenbakster pottenbaksters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de pottenbaksterv

  1. (beroep) vrouw die potten bakt (om daarmee haar brood te verdienen)

Gangbaarheid