• IPA: /posɪlɪ/
  • po·si·ly

posily

  1. genitief enkelvoud van posila
  1. nominatief meervoud van posila
  1. accusatief meervoud van posila
  1. vocatief meervoud van posila

posily

  1. onbezield mannelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord posít
  2. vrouwelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord posít
  3. onbezield mannelijk meervoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord posít
  4. vrouwelijk meervoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord posít