Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pol·der·den in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inpolderen

polderden (…) in

  1. meervoud verleden tijd van inpolderen
    • Wij polderden in. 
    • Jullie polderden in. 
    • Zij polderden in. 

Gangbaarheid