Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poei·er·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afpoeieren

poeierde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afpoeieren
    • Ik poeierde af. 
    • Jij poeierde af. 
    • Hij, zij, het poeierde af. 


Gangbaarheid