• plui·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pluimen
pluimde
gepluimd
zwak -d volledig

pluimen

  1. een vogel die bestemd is voor consumptie ontdoen van veren
  2. (figuurlijk) iemand diens bezit afnemen

de pluimenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pluim
96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be