plonzen
- plon·zen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
plonzen |
plonsde |
geplonsd |
zwak -d | volledig |
plonzen
- ergatief een geluid voortbrengen zoals dat van iets dat luidruchtig in een vloeistof ondergedompeld wordt
- De kinderen plonsden tot ergernis van hun ouders vrolijk door de grote plas.
1. een geluid voortbrengen zoals dat van iets dat luidruchtig in een vloeistof ondergedompeld wordt
de plonzen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord plons
- Het woord plonzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plonzen" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be