• pleis·ter·de bij

uit pleisterde (werkwoord) en bij, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

vervoeging van
bijpleisteren

pleisterde (...) bij

  1. enkelvoud verleden tijd van bijpleisteren
    • Ik pleisterde bij. 
    • Jij pleisterde bij. 
    • Hij, zij, het pleisterde bij.