plantear
- plan·te·ar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
plantear |
planteaba |
planteado |
volledig |
plantear
- overgankelijk stellen, opwerpen, aankaarten, naar voren brengen
- plannen, ontwerpen, voorstellen
- plantear in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española