• plan·ker
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord planker plankers
verkleinwoord

de plankerm

  1. iemand die op vreemde plaatsen zo stijf als een plank gaat liggen met het gezicht naar beneden en dat laat fotograferen om te publiceren op internet; beoefenaar van planking
     Bij 'planking' is het de bedoeling op stokstijf ergens op te gaan liggen, er dan foto's van nemen en die op sociale netwerksites plaatsen. 'Plankers' kiezen daar meestal de gevaarlijkste plaatsen voor uit, maar de Playmates opteerden voor een bekendere omgeving: een tafel.[1]
  1.   Weblink bron “'Plankende' Playmates” (03/08/2011), De Standaard