Stapels gezaagde planken in Lemmer op Wikipedia (nl) anno 1932

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plan·ken
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

planken

  1. van planken vervaardigd

Zelfstandig naamwoord

de plankenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord plank
     Deze kleine porties klokten we in een noodvaart naar binnen en ik bestelde meteen een aantal nieuwe planken proefglazen voor de hele tafel.[1]
     Maar om te zorgen dat de boog niet instortte in de harde wind moest je een vakwerk van hout en planken bouwen dat vanaf de bodem van het dal omhoogging — er waren enorme hoeveelheden hout nodig om de ondersteuning sterk genoeg te maken.[2]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be