plagiëren
- pla·gië·ren, pla·gi·eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
plagiëren |
plagieerde |
geplagieerd |
zwak -d | volledig |
plagiëren [1]
- overgankelijk als plagiaat overnemen
- Het woord plagiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plagiëren" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be