plafonnering
- pla·fon·ne·ring
- Naamwoord van handeling van plafonneren met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plafonnering | plafonneringen |
verkleinwoord | plafonnerinkje | plafonnerinkjes |
de plafonnering v
- het aanbrengen van een plafond
- het resultaat van het plafonneren, plafond
- het materiaal waarvan het plafond gemaakt is, het plafonneersel, stucwerk
- Het woord plafonnering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plafonnering" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be