pinkstervakantie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pink·ster·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van pinkster en vakantie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pinkstervakantie | pinkstervakanties |
verkleinwoord | pinkstervakantietje | pinkstervakantietjes |
Zelfstandig naamwoord
de pinkstervakantie v
- vakantie rond Pinksteren.
Gangbaarheid
- Het woord pinkstervakantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.