piëdestal
- pië·de·stal, pi·ede·stal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voetstuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | piëdestal | piëdestallen piëdestals |
verkleinwoord | piëdestalletje | piëdestalletjes |
- voetstuk, zuilvoet
- Dat werd op een piëdestal gezet.
- Het woord piëdestal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "piëdestal" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "piëdestal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be