Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peu·zelt op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
oppeuzelen

peuzelt (…) op

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oppeuzelen
    • Jij peuzelt op. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oppeuzelen
    • Hij peuzelt op. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van oppeuzelen
    • Peuzelt op! 

Gangbaarheid