Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pel·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord peller pellers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pellerm

  1. (beroep) iemand die de schil ergens vanaf haalt
    • Hoewel Heiploeg het machinaal pellen gaat uitbreiden, blijft het bedrijf voor het gros toch pelstations gebruiken. „De machines zijn te duur om de totale productie over te nemen”, zegt Luit, „75 procent van onze garnalen laten we nog in Marokko pellen.” Overigens wordt het volgens Luit steeds lastiger om in Marokko pellers te vinden. „Het toerisme trekt aan en mensen werken liever in hotels en restaurants.” [1] 
    • Neem een kilo Noordzeegarnalen. Die levert pakweg 325 gram garnalenvlees op. Houd er wat van achter als vulling voor de soep. Een op de drie voor de peller, dat lijkt een billijke bonusregeling. [2] 
    • Eerder deze maand debuteerde de eerste aspergesteekrobot: achter een tractor detecteren 19 sensoren de positie van de asperges, waarna een dubbel mes ze eruit rukt. De ironie is dat aspergestekers hoe dan ook vervangen zullen worden, zoals alle plukkers en pellers, en zoals misschien wel de helft van alle huidige beroepen, maar voetballers nooit. Sporters leveren immers de onvervangbare, menselijke prestaties. [3] 
Hyponiemen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. NRC Nicole Carlier 21 juli 2008 De machine perst ze uit hun jasje
  2. NRC Joep Habets 16 december 2011 Een bevredigend handwerkje
  3. NRC Christiaan Weijts 28 april 2017 Robots op de Coolsingel
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be