• pe·la·gi·aan
  • aanhanger van Pelagius, Brits asceet ca. 400, tegenstander van Augustinus. [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pelagiaan pelagianen
verkleinwoord

de pelagiaanm

  1. aanhanger van het pelagianisme: het geloof dat de zondeval de menselijke natuur niet heeft bedorven en dat de sterfelijke wil nog steeds in staat is tussen het goede en het kwade te kiezen zonder dat hier speciale goddelijke interventie voor nodig is
     Ik had toch ten minste voor verleider, pelagiaan of arminiaan uitgemaakt kunnen worden, de lichtere categorie in Burggraafs universum. Is er met mij iets niet in orde? Of zou het tóch een complot zijn?[2]
16 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[3]
  1. pelagiaan op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    dr. A. Huijgen
    “Ronkende vlaswiek” (02-07-2013), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be