Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanpassen

pas aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpassen
    • Ik pas aan. 
  2. gebiedende wijs van aanpassen
    • Pas aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpassen
    • Pas je aan? 


Gangbaarheid