• pap·pen
  • Afgleid van pap met het achtervoegsel -en.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pappen
papte
gepapt
zwak -t volledig

pappen

  1. inergatief (verouderd) pap eten, koken
  2. ergatief tot pap, een brijachtige massa worden
  3. overgankelijk iets met een pap, stijfsel (e.d.) bestrijken
  • Het is pappen en nat houden.
De zaak zo goed en zo kwaad als het gaat aan de gang houden.

[1] [2]

de pappenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pap
92 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[3]
  1. pappen op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Pappen en nathouden” (09-05-2011 [gewijz. 29-08-2011]) op onzetaal.nl
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be