papbuik
- pap·buik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | papbuik | papbuiken |
verkleinwoord | papbuikje | papbuikjes |
de papbuik m
- een slappe, dikke buik
- Het woord 'papbuik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "papbuik" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be