Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·nen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen panen

Bijvoeglijk naamwoord

panen

  1. van de stof paan vervaardigd
    • Hij droeg een panen broek. 

Zelfstandig naamwoord

de panenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord paan

Gangbaarheid

19 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Indonesisch

Woordafbreking
  • pa·nen

Zelfstandig naamwoord

panen

  1. (landbouw) oogst