pandit
- pan·dit
- Leenwoord uit het Hindi, in de betekenis van ‘geleerde hindoe’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pandit | pandits |
verkleinwoord | - | - |
de pandit m
- geleerde hindoe
- Het woord pandit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pandit" herkend door:
23 % | van de Nederlanders; |
13 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pandit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pandit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be