pancetta
  • pan·cet·ta
  • uit het Italiaans
enkelvoud meervoud
naamwoord pancetta pancetta's
verkleinwoord

de pancettav / m

  1. Italiaans spek afkomstig van de varkensbuik, dat ongeveer gedurende 3 maanden aan de lucht gedroogd is
    • Gelukkig is er wel een pagina vrijgemaakt voor een aspergemenu. Mjam! Wij kiezen dan ook, handenwrijvend, voor de gegrilde asperges met gamba's en uitgebakken pancetta als voorgerecht en de combinatie met lamshaasjes bij de tweede gang. [1] 
    • Van kant-en-klare tomatensoep tref je in de supermarkt tal van varianten: extra zoet, kruidig, Chinees, gegrild, zongedroogd, biologisch... Erwtensoep hetzelfde verhaal: pittig of romig, met parmezaan en pancetta of juist vegetarisch. [2] 
77 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tubantia Marco Bosmans 10-01-17 Natte voeten voor het witte goud
  2. Tubantia Matthijs Meeuwsen > 25-04-18 Groentesoep uit blik, in veel gevallen niet veel soeps
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be