palaver
- pa·la·ver
- Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘bespreking, onderhandeling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1869 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | palaver | palavers |
verkleinwoord | palavertje | palavertjes |
het palaver o
- (te lange) bespreking, onderhandeling
vervoeging van |
---|
palaveren |
palaver
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van palaveren
- Ik palaver.
- gebiedende wijs van palaveren
- Palaver!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van palaveren
- Palaver je?
- Het woord palaver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "palaver" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "palaver" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be