Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·rei·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overreiken
reikte over
overgereikt
zwak -t volledig

Werkwoord

overreiken

  1. aan een ander toereiken, ter hand stellen
  2. overhandigen
    • Een lichtstraal is een overreiken of voortplanten van trillingen. 

Gangbaarheid