• over·reed
  • vervoeging van overreden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
overrijden

overreed

  1. enkelvoud verleden tijd van overrijden
    • Ik overreed. 
    • Jij overreed. 
    • Hij, zij, het overreed. 
vervoeging van
overrijden

overreed

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overrijden
    • ... dat ik overreed. 
    • ... dat jij overreed. 
    • ... dat hij, zij, het overreed. 
vervoeging van
overreden

overreed

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overreden
    • Ik overreed. 
  2. gebiedende wijs van overreden
    • Overreed! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overreden
    • Overreed je? 
vervoeging van: overreden…
verbogen vorm: overreede

overreed

  1. voltooid deelwoord van overreden