overreed
- over·reed
- vervoeging van overreden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van |
---|
overrijden |
overreed
- enkelvoud verleden tijd van overrijden
- Ik overreed.
- Jij overreed.
- Hij, zij, het overreed.
- Ik overreed.
vervoeging van |
---|
overrijden |
overreed
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overrijden
- ... dat ik overreed.
- ... dat jij overreed.
- ... dat hij, zij, het overreed.
- ... dat ik overreed.
vervoeging van |
---|
overreden |
overreed
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overreden
- Ik overreed.
- gebiedende wijs van overreden
- Overreed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overreden
- Overreed je?
vervoeging van: | overreden… |
verbogen vorm: | overreede |
overreed
- voltooid deelwoord van overreden
- Het woord overreed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.