• over·gooi·en

overgooien [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overgooien
gooide over
overgegooid
zwak -d volledig
  1. iets van de ene naar de andere persoon of plaats werpen; heen en weer werpen
     ' Ik denk aan Gerard Reve en Pim en een bal overgooien in het zwembad.[2]
     Lasers hebben extreem koude, afzonderlijke atomen overgegooid en opgevangen. De techniek kan in de toekomst gebruikt worden om quantumcomputers te bouwen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Kamermeisjes en soldaten” (2021), Nijgh & van Ditmar  , ISBN 9789038810676
  3.   Weblink bron “Lasers kunnen met afzonderlijke atomen overgooien” (22 december 2022), NewScientist