• over·dressed
  • uit het Engels [1]
stellend
onverbogen overdressed
verbogen overdresste
partitief overdresseds

overdressed

  1. te netjes gekleed voor een bepaalde gelegenheid
     Daar zaten ze nu tegenover elkaar aan een tafel bij het raam met strop dassen en clubcolberts, een kostuum op een doordeweekse avond in de zomer zou slightly overdressed zijn geweest, zoals Henning het verwoord de, iets voor de middenklasse.[2]


  1. overdressed op website: Etymologiebank.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535