ouwehoeren
- Geluid: ouwehoeren (hulp, bestand)
- ou·we·hoe·ren
- In de betekenis van ‘praten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1910 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ouwehoeren |
ouwehoerde |
geouwehoerd |
zwak -d | volledig |
ouwehoeren
- inergatief (pejoratief) veelvuldig en weinig verstandig praten
- Er werd weer eindeloos geouwehoerd.
de ouwehoeren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ouwehoer
- Het woord ouwehoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ouwehoeren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ouwehoeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be