• out of pock·et
stellend vergrotend overtreffend
out of pocket - -

out of pocket

  1. zonder geld

out of pocket

  1. met eigen geld betaalt (in plaats van betaling met geld van een andere bron zoals een verzekeringsmaatschappij)
  2. in de positie om geld te hebben verloren (zonder schadeloosstelling uit een contract worden uitgeduwd)
  3. zonder (genoeg) geld