out of pocket
- out of pock·et
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
out of pocket | - | - |
out of pocket
- zonder geld
out of pocket
- met eigen geld betaalt (in plaats van betaling met geld van een andere bron zoals een verzekeringsmaatschappij)
- in de positie om geld te hebben verloren (zonder schadeloosstelling uit een contract worden uitgeduwd)
- zonder (genoeg) geld
- out-of-pocket (bij een voornaamwoordelijk gebruik)