osteoma van de fibula
  • os·teo·ma
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord osteoma osteoma's
osteomata
verkleinwoord

het osteomao

  1. (medisch) goedaardige tumor uitgaande van het botweefsel
42 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be