1. Drie ossenhoeders aan het werk met vier ossen.
  • os·sen·hoe·ders

de ossenhoedersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ossenhoeder
      Dus bijna van straffeloosheid verzekerd, misbruikt hij meestal de voordeelen van zijnen stand, en matigt zich de diepste verachting aan voor de „tschabawns” en „tscheredniks”, (schapen- en ossenhoeders) eerlijke en vreedzame lieden, welke hij beschouwt als tot een minder edel ras, dan het zijne, te behooren.[1]
  1.   Weblink bron De steppen van het zuidelijke Rusland. in: Vaderlandsche Letteroefeningen., jrg. 83 deel 2 nr. 13 (1843), G.S. Leeneman van der Kroe en J.W. IJntema, Amsterdam, p. 599 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren