orakelen
- ora·ke·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
orakelen |
orakelde |
georakeld |
zwak -d | volledig |
orakelen [1]
- overgankelijk als een orakel verkondigen
- Johan Cruijff orakelde en televisiekijkend Nederland luisterde gedwee, hoewel het doorgaans geen flauw idee had wat Cruijff nu precies zei
de orakelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord orakel
- Het woord orakelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "orakelen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be