opzijzetten
- Geluid: opzijzetten (hulp, bestand)
- op·zij·zet·ten
- samenstelling van opzij en zetten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opzijzetten |
zette opzij |
opzijgezet |
zwak -t | volledig |
opzijzetten [1]
- overgankelijk als minder belangrijk beschouwen
vervoeging van |
---|
opzijzetten |
opzijzetten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opzijzetten
- ...dat wij opzijzetten.
- ...dat jullie opzijzetten.
- ...dat zij opzijzetten.
- ...dat wij opzijzetten.
- Het woord opzijzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opzijzetten" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be