(klemtoonhomogram)

  • op·win·den·de

opwíndende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van opwindend
    • De avonturier vertelde opwindende verhalen over zijn belevenissen. 

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

vervoeging van: opwinden
verbogen vorm: opwindendee

ópwindende

  1. verbogen vorm van opwindend, het onvoltooid deelwoord van ópwinden
    • De speeldoos telkens opnieuw opwindende leek hij heel gelukkig met zijn cadeau.