oproeren
- op·roe·ren
- samenstelling van op en roeren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oproeren |
roerde op |
opgeroerd |
zwak -d | volledig |
oproeren [1]
- door roeren omhoog brengen
de oproeren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord oproer
- Het woord oproeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oproeren" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be