opkomstpercentage
- op·komst·per·cen·ta·ge
- samenstelling van opkomst zn en percentage zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opkomstpercentage | opkomstpercentages |
verkleinwoord |
het opkomstpercentage o
- (politiek) het aantal mensen dat gaat stemmen per honder kiesgerechtigden
- ▸ De ledenraadpleging bij de FNV is een 'raadgevend referendum'. Dat betekent dat het ledenparlement (105 leden) z'n eigen afweging maakt. Opkomstpercentage en marge tussen ja- en nee-stemmers zouden een rol kunnen gaan spelen bij de afwegingen van parlementsleden.[2]
- ▸ Meer dan bij vorige verkiezingen zijn Europeanen van plan hun (on)genoegen te uiten en te gaan stemmen. "We doen dit soort onderzoek sinds 1999, en het opkomstpercentage bleek altijd lastig te voorspellen. Maar het percentage mensen dat zegt 'helemaal zeker' te gaan stemmen, is altijd een goede indicatie geweest. En dat percentage is hoger dan eerder."[3]
- Het woord opkomstpercentage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Dit gebeurt er als het principeakkoord pensioenen wordt goed- of afgekeurd” (Dinsdag 11 juni 2019, 20:04), NOS
- ↑ Weblink bron “Europeanen kritisch over EU, maar nergens veel steun voor 'exit'” (Maandag 13 mei 2019, 17:04), NOS