Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ge·pak·te

Werkwoord

vervoeging van: oppakken…
verbogen vorm: opgepaktee

opgepakte

  1. verbogen vorm van opgepakt, voltooid deelwoord van oppakken
enkelvoud meervoud
naamwoord opgepakte opgepakten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opgepaktev / m

  1. iemand die door de politie is gearresteerd

Gangbaarheid

Verwijzingen