• op·ge·bak·ken
vervoeging van: opbakken…
geen verbogen vorm

opgebakken

  1. voltooid deelwoord van opbakken
  2. vormt de voltooide tijden
    • Ik heb die aardappeltjes even opgebakken 
  3. vormt de lijdende vorm
    • Die aardappels moeten nog opgebakken worden 
  4. attributief gebruikt
    • Hij houdt niet van opgebakken aardappels. 
  5. bijwoordelijk gebruikt
    • Opgebakken of gewoon gekookt, het is allemaal lekker.