Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ope·ra·club
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord operaclub operaclubs
verkleinwoord operaclubje operaclubjes

Zelfstandig naamwoord

de operaclubm

  1. vereniging mensen die voor hun plezier operavoorstellingen geven
     In Dresden had ik een goede vriend in de operaclub van de studentenvereniging, Emil Högg, tegenwoordig trouwens hoogleraar in de architectuur.[1]
  2. vereniging van operaliefhebbers
     Boomsma wil weten of hij Baudet nog een vriend kan noemen. Een paar jaar geleden waren ze close, ze schreven samen een boek over klassieke muziek en hadden een operaclub. Maar nu was er ‘de beeldvorming’. Steeds als hij in de media iets controversieels las over zijn oude operavriend, dacht hij: ‘Hoe zit het nou?’[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691
  2.   Weblink bron
    LOES REIJMER
    “Iedereen verlaat Thierry Baudet, maar Arie Boomsma rolt de loper voor hem uit” (14 mei 2021), de Volkskrant